Ik kan weer rennen. Het doet me goed. Mijn linkerknie zeurt af en toe een beetje maar niks dat de alarmbellen doet rinkelen. Ik ben buiten. Ik beweeg. Ik leef. Het park is weer open hier en daar aan de zijkant. Er rennen andere mensen maar die menen het niet serieus. Die zijn in het park om gezellig te doen bij gebrek aan andere plekken om gezellig te doen.
De dagen worden raarder en raarder. Het was koud, toen warm en nu stormy. Het regent soort van keihard. De stad hangt vol met borden met hoofden van politici die empathie uit proberen te stralen en slogans die van alles impliceren. De digitale wereld is zo mogelijk nog erger. Het leven is nog altijd dicht vanwege het virus en zodoende zijn we vooralsnog vooral sociaal in media.
Het enige wat nog leuker is dan kinderen hebben is over kinderen praten met andere mensen die ook over kinderen willen praten omdat ze kinderen hebben. Alles is herkenbaar en tegelijkertijd een ingang om zelf iets te vertellen. Eigenlijk praat je over jezelf omdat die kinderen daar een verlengstuk van zijn. In het begin vrijwel volledig en later misschien alleen nog in je hoofd maar als het in jouw hoofd gebeurt is in het in ieder geval echt voor jou.
Ik was 14 toen het eerste album van Daft Punk,Homework, uitkwam. Elektronische muziek was al een tijdje de stroming waar de gekke nieuwe dingen gebeurden op de radio. Het was het einde van het tweede jaar van de middelbare school dat ik voor de tweede keer aan het doen was en alsnog stond ik er niet heel florissant voor.