Faberyayo - Yaynews Issue #208 - 16 juli
HAZE VOOR HET EINDE VAN DE WERELD
We waren om 5 uur naar de stad gegaan om te kijken hoe Mayweather met een reuze pijlinktvis ging vechten op een groot scherm in een Irish pub met allemaal toeristen. De publieke opinie was dat dat de pijlinktvis zou gaan winnen omdat hij zo veel groter was en allemaal tentakels heeft maar de publieke opinie is niks waard want het was gewoon een boxwedstrijd met boxhandschoenen en daar had dat beest helemaal geen kaas van gegeten. Het was een saaie wedstrijd geworden, nadat iedereen er eerst overdreven naar toegeleefd had maandenlang. Mayweather boxte op punten en de pijlinktvis probeerde allemaal typische pijlinktvis-trucs met zijn tentakels maar werd eindstand alleen maar moeier en moeier. Ergens vlak voor de 8e ronde gooide Karton een glas guinness stuk op een toeristenhoofd en riep ‘rennen!’ en we renden maar niet echt want Karton had zin in gezeik.
Dus ik rende maar Karton liep eigenlijk meer en we moesten naar zijn auto maar ik wist niet waar die stond dus ik kon ook niet vooruit rennen en er al in gaan zitten.
‘Doe rustig a zalm.’
Zei Karton kalm terwijl hij een sigaret rookte en op zijn telefoon keek en af en toe moest grinniken.
Ik keek naar zijn gezicht en begon me af te vragen wat hem bezielde maar zag toen over zijn schouder het toeristenhoofd met de Guinness gruzelementen nog in het haar. Ik wilde net gaan schreeuwen op het moment dat Karton zonder te kijken de sleutels in het portier van de auto stak en we er al de hele tijd naast bleken te staan.
‘Doe snel a zalm,’ zei ik terwijl Karton nog steeds op zijn telefoon zat met een hand. Ik had mijn gordel al om en zag het toeristenhoofd opdoemen in de achteruit van de auto en een aanloop nemen om in de aanval te gaan. Karton grinnikte nog een keer en zei:
‘Deze inktvis, broer,’
en gooide de auto in zijn achteruit; vol tegen het toeristenhoofd en daarna schoten we er in tegenovergestelde richting vandoor. Ik had vijf kop op de pijlinktvis. Ik weet ook niet waarom.
Ik word wakker omdat de auto stopt. We zijn ergens in een buitenwijk.
‘Wat doen we hier?’
‘Haze halen, a zeester,’ zegt Karton.
‘Haze?’
‘Voor het einde van de wereld,’ zegt Karton.
En dan;
‘Heb je dat bericht niet gezien in de app?’
Ik open discord op mijn telefoon en zie 500 plus berichten in de app. De pijlinktvis en de vroegte en het gedoe met het toeristenhoofd en me tijdelijk verlost van mijn ziekelijke drang naar naar het schermpje loeren en meteen mis ik het einde van de wereld. Het staat er echt. We hebben nog twaalf uur, lees ik.
‘Bro hoe sick! Dat we dat gewoon mee maken!’ zegt hij kinderlijk blij.
Ik kruip van de passagiersstoel af het leven in en beweeg me houterig naar de coffeeshop. Karton rookt een, voor mijn gevoel overdreven, dikke haze terwijl hij fatoes breekt met de coffeeshopmedewerker en ik drink een koffie verkeerd die helemaal verkeerd valt. Ik vraag me af welke sukkel hem geld gegeven heeft maar het is het einde der tijden so I guess we are all sukkels.
‘Wat doen we eigenlijk. Waar gaan we heen,’ semi-vraag ik.
Ik herken het hier niet. Het is een soortig duinlandschap. Glooiend ook wel. De lucht is roze.
Ik kijk naar Karton en hij knikt langzaam mee op Picture me Rollin’ met zijn rechterhand om het stuur en zijn linker ellenboog in het raam, zijn hoofd rustend op zijn linker vuist.
‘Yo!’ zeg ik bozig, niet op een hiphop manier.
‘Wat, neef?’
‘Wat doen we eigenlijk. Waar gaan we heen,’ vraag ik nog een keer.
‘Ja dat vroeg je net ook al. Ik dacht dat je filosofisch aan het mijmeren was toch. Die haze heeft me goed. Ik ben dom skafa.’
Hij zegt het met een glimlach om zijn mondhoek die trekjes paranoia verraadt. Dan is hij weer even stil to the point dat ik denk dat hij de vraag weer vergeten is.
‘Ik weet een goeie plek om te kijken,’ zegt hij ineens en daarna:
‘Naar het einde, toch. Van de wereld.’
‘Oh ja,‘ zeg ik.
We stoppen bij een tankstation om te tanken en ik ga pissen. Ik trek het poortje naar voren en duw mijn benen er tussendoor omdat ik geen 50 cent los op zak heb en betalen om te plassen als een inbreuk op mijn persoonlijke vrijheid ervaar. Ik loop terug naar de auto en Karton is nergens te bekennen. Gelukkig is de deur niet op slot. Minuten verdwijnen, opgeslokt door de lucht die steeds meer de kleur van het binnenste van schaamlippen begint aan te nemen.
Ik probeer diep in het universum te kijken maar kom niet verder dan de atmosfeer als de deur aan de bestuurderskant in eens open gaat en het moment verbreekt.
Karton gooit drie pakjes sigaretten en twee aanstekers met stickers van blote vrouwen erop en voor ons allebei een nieuwe zonnebril want ‘we zien er de fok niet uit, bro’ in mijn schoot.
Hij rukt kordaat aan het stuur en trapt de auto in beweging en we slingeren de snelweg weer op.
‘Jammer van die vijf kop,’ zeg ik.
We zitten in een dooïg restaurant langs de weg kreeft te eten. Hij is taai maar het is wel kreeft.
‘Het ding met intuïtie is dat ik nooit weet of het betekent dat ik het juist wel of niet moet vertrouwen,’ zeg ik.
‘Oh ja, bro, trouwens ik heb goed nieuws voor je! Ik heb die vijf kop nooit afgegeven!’ zegt Karton triomfantelijk.
‘Wat?’
Ik ga heen en weer tussen allerlei emoties.
‘Ja bro! Ik heb wel gebeld dus je hebt die vijf kop wel op de inktvis gezet maar ik heb het nooit afgegeven!’
‘Wacht even; dus zij krijgen nog wel die vijf kop van me?’
‘Ja, maar dat maakt dus niet uit want; het einde van de wereld! Broer, gaat het? Je kijkt me echt dom dom aan. En niet op een straattaal dom manier. Echt dom.’
Ik verzamel mijn gedachten.
‘Dus jij hebt mijn geld nog?’
Ik begrijp meteen die zonnebrillen en aanstekers.
Karton knikt enthousiast en begint, nog kauwend, in zijn binnenzak te graaien. Terwijl hij zijn mond schoonveegt met een hand gooit hij met de andere een hele hand verfrommeld briefgeld en een paar verdwaalde muntjes op tafel. Mijn hart bonkt achter in mijn keel; eerst van blijdschap daarna van woede.
Voordat ik begin met schreeuwen zegt hij:
‘Ik ben er misschien wel een paar keer van naar de hoeren geweest.’
Er is na aftrek van de kreeftkosten nog ongeveer 5 meier over en Karton heeft een fles cognac voor me gekocht om me stil te krijgen en nog een klein beetje te stunten op de mensheid waarschijnlijk voor de laatste keer. Je kan het einde van de wereld niet inplannen, anders had ik gedacht dat hij het allemaal van te voren zo bedacht had.
‘Ik had echt gedacht dat we het zelf zouden doen,’ zegt Karton als we weer in de auto zitten. Ik zeg nog steeds niks. Ik ben ziedend, ook al heeft niets meer echt consequenties.
‘Het einde van de wereld. Iets met Korea en Amerika en atoombommen ofzo. Niet dat het zo zou gaan.’
Hij draait met een hand nog een dikke haze.
‘Het universum hangt van chaos aan elkaar,’ zegt hij tegelijkertijd lachend en inhalerend met een sausje van hoest.
‘Is er niet iets wat jij nog wil doen, a pijlstaartrog,’ vraagt Karton en ik kijk om me heen en denk na.
‘Ik heb nog nooit een auto in brand gestoken,’ zeg ik na een tijdje.
Karton knikt en zegt:
‘Juiiiiist.’
We manoevreren zijn volkswagen polo de snelweg af en een slingerweg de duinen in totdat we ook die verlaten en het losse zand in rijden totdat de auto de strijd de wil om daar doorheen te ploegen opgeeft en alleen nog maar stilstaand tegensputtert. Ik scheur een stuk shirt af en drenk het in cognac en steek het in de benzine tank en we klauteren nog wat verder omhoog de duin op en gaan zitten wachten. Voor ons duikt de duin schuin naar beneden en daarna begint het strand wat op zijn beurt weer opgegeten wordt door de branding die steeds een hapje neemt en zich dan weer terugtrekt.
‘Dit is echt een goeie plek om het allemaal mee te maken. Thanks,’ zeg ik.
‘Bro, eerlijk,’ zegt Karton
‘Ik heb geen idee waar we zijn.’
Hij lacht met zijn tanden op elkaar met zo'n soort lang gerekt ‘K’ geluid terwijl de haze weer uit zijn longen ontsnapt.
De knal is harder en intenser dan verwacht en de vuurbal een stuk groter. Ik ben trots op mijn werk.